Paaszondag Statie 7b: De opstanding
 
Matteüs 28: 1-2a en 4, Johannes 20: 11a, 15-18 (BGT)
De sabbat was voorbij. De volgende dag gingen Maria uit Magdala en de andere Maria bij het graf kijken. Het was nog vroeg, de zon kwam net op. Opeens was er een grote aardbeving. De soldaten die het graf moesten bewaken, beefden van angst en vielen op de grond. Het leek alsof ze dood waren. Maria bleef huilend bij het graf staan. Jezus vroeg aan haar: ‘Waarom huil je? Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was, en zei: ‘Meneer, hebt u soms mijn Heer uit het graf weggehaald? Vertel me dan waar u hem naartoe gebracht hebt! Dan kan ik hem meenemen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Maria.’ Maria ging naar hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ Dat is Hebreeuws en het betekent: meester. Maar Jezus zei tegen haar: ‘Houd me niet vast, want ik moet omhooggaan naar de Vader. En jij moet aan mijn vrienden gaan vertellen dat ik gezegd heb: ‘Ik ga omhoog naar mijn Vader, die ook jullie Vader is. Ik ga naar mijn God, die ook jullie God is.’’ Toen ging Maria uit Magdala naar de leerlingen. Ze zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat Jezus tegen haar gezegd had.
 
Kijkvragen:
1. Zie je Jezus staan? Wat doet Hij?
2. Wat doen de soldaten en wat doet Maria?
3. Wat ligt er nog in het graf?
 
Praatvragen:
1. Zou jij er ook zo graag bij hebben willen zijn, daar in die tuin?
2. Hoe kunnen wij er ook nu nog steeds zeker van zijn dat Jezus leeft?
3. Zie ook de laatste praatvraag van gisteren. Ook wij mogen met Jezus opstaan in een nieuw leven, nu al! Met welke goede dingen of goede gewoonte zou jij vanaf nu willen beginnen?
 
Voor de nieuwsgierigen:
1. Ben jij benieuwd hoe het verder ging met de soldaten bij het graf? Lees Matteüs 28: 11-15.
2. Ben jij benieuwd hoe het verder ging met Petrus, Johannes en de andere leerlingen? Lees Johannes 20: 6-10 en 19-28.
3. Ben jij benieuwd hoe het verder kan gaan met jou? Lees Johannes 20: 29-31 en 21: 21-22.
 
Liederen om samen te luisteren of te zingen:
https://youtu.be/DKxD8WnSYqQ (voor volwassenen)
 
Dierenpuzzel:
Heb je alle dieren gevonden en opgeschreven op het puzzelblad? Dan kun je nu de acht letters op de goede plek proberen te zetten. Welk woord is de oplossing? Geef daar dan een mooi voorbeeld van en stuur het op naar: domineevandenbrink@outlook.com. Wie weet krijg je dan een leuk prijsje!
 
Geen fotobeschrijving beschikbaar.
 
Statie 7a: Het graf
Johannes 19: 38, 41-42 en Matteüs 27: 62-66 (BGT)
Toen al die dingen gebeurd waren, ging Josef uit Arimatea naar Pilatus toe. Josef was een leerling van Jezus, maar in het geheim. Want hij was bang voor de Joodse leiders. Josef vroeg aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mee mocht nemen. Pilatus vond dat goed. Toen nam Josef het lichaam mee.
Er was een tuin vlak bij de plaats waar Jezus was gestorven. En in die tuin was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Daar legden ze Jezus neer. Want dat graf was dichtbij, en de sabbat zou bijna beginnen.
De volgende dag was het sabbat. Een groep priesters en farizeeën ging naar Pilatus toe. Ze zeiden: ‘Heer, we willen u iets vragen. Toen die bedrieger Jezus nog leefde, heeft hij gezegd: ‘Drie dagen na mijn dood zal ik opstaan uit de dood.’ Wilt u daarom opdracht geven om het graf drie dagen lang te bewaken? Anders komen zijn leerlingen het lichaam stelen en dan zeggen ze tegen het volk: ‘Jezus is opgestaan uit de dood!’ En daarmee zullen ze het volk nog erger bedriegen dan Jezus al deed.’ Pilatus antwoordde: ‘Jullie krijgen soldaten mee om het graf te bewaken. Doe verder zelf wat jullie nodig vinden.’ De priesters en de farizeeën gingen naar het graf. Ze zorgden ervoor dat niemand het graf zomaar kon openmaken. En ze gaven de soldaten opdracht om voor het graf te blijven staan.
 
Kijkvragen:
1. Zie je de soldaten staan voor het graf?
2. Hoe heet die man van wie het graf is, die erbij staat?
3. De steen voor het graf is verzegeld. Het graf kon niet zomaar open. Hoe zie je dat?
 
Praatvragen:
1. Waar zijn de leerlingen van Jezus nu, denk je? Wat zouden ze doen?
2. Wat vind je van het plan van de priesters en farizeeën?
3. Als je in Jezus gelooft, dan vergeeft God jouw fouten en mag je eeuwig met Jezus leven. Dan is het net alsof de foute dingen uit jouw leven in Jezus’ graf gaan en je met Jezus uit het graf opstaat in een nieuw leven. Het lijkt ook op de bomen: In de lente groeien er weer nieuwe blaadjes aan. Maar de dorre blaadjes moesten daarvoor wel eerst in de herfst afvallen. Welke foute dingen wil jij graag in het graf doen; met welke foute dingen in jouw leven wil jij graag stoppen?
 
Liederen om samen te luisteren en te zingen:
https://youtu.be/Xr4GybvQAt4 (voor volwassenen)
 
Kan een afbeelding zijn van speelgoed
 
Statie 6: De kruisiging op Golgotha
 
Lucas 23: 32-35, 38-47 en Johannes 19: 26-27
32 Tegelijk met Jezus werden ook twee misdadigers weggebracht om gedood te worden. 33 Op een heuvel die de Schedel heet, hingen de soldaten Jezus aan het kruis. Ook de misdadigers werden aan een kruis gehangen. Het kruis van Jezus stond tussen de twee andere kruisen in. 34 Jezus zei: ‘Vader, vergeef de mensen die mij doden, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden de kleren van Jezus onder elkaar door erom te loten. 35 En het volk stond ernaar te kijken. Ook de leiders van het volk stonden naar Jezus te kijken. Ze lachten hem uit en zeiden: ‘Hij is toch de messias, de man die door God uitgekozen is? Hij heeft toch andere mensen gered? Dan moet hij ook zichzelf kunnen redden!’
38 Boven Jezus’ hoofd hing een bordje. Daarop stond: ‘Dit is de koning van de Joden.’
39 Eén van de twee misdadigers die naast Jezus hingen, begon hem te beledigen. Hij zei tegen Jezus: ‘Jij bent toch de messias? Red dan jezelf en ook ons!’ 40 Maar de andere misdadiger zei: ‘Houd toch je mond! Ook jij hangt aan een kruis, ook jij zult snel dood zijn. Ben je niet bang voor God? 41 Wij zijn misdadigers en hebben onze straf verdiend. Maar Jezus heeft niets verkeerds gedaan.’
42 En tegen Jezus zei hij: ‘Wilt u aan mij denken wanneer u koning bent in de hemel?’ 43 Jezus antwoordde: ‘Luister goed naar mijn woorden: Vandaag nog zul jij bij mij in de hemel zijn.’
26 Jezus zag zijn moeder. En naast haar zag hij de leerling van wie hij veel hield. Toen zei Jezus tegen zijn moeder: ‘Hij is nu uw zoon.’ 27 En tegen zijn leerling zei hij: ‘Zij is nu jouw moeder.’ Vanaf dat moment zorgde die leerling voor Maria. 44-45 Om ongeveer twaalf uur ’s middags werd het opeens donker in het hele land. Drie uur lang bleef het donker, omdat de zon geen licht gaf. En in de tempel scheurde het gordijn voor de heilige zaal doormidden. 46 Toen riep Jezus: ‘Vader, mijn leven is in uw handen!’ Dat waren zijn laatste woorden. Zo stierf hij. 47 De Romeinse officier die bij het kruis stond, zag wat er gebeurde. Hij eerde God en zei: ‘Geen twijfel mogelijk! Die man hoorde bij God!’
 
Kijkvragen:
1. Wat zijn de soldaten aan het doen?
2. Zie je de moeder van Jezus naast de leerling staan?
3. Welk dier zie je? (Denk aan de puzzel!)
 
Praatvragen:
1. Boven Jezus’ kruis staat een kroon. Waarom zou die daar staan?
2. Jezus moet veel pijn hebben gehad. Maar Hij denkt nu juist aan anderen. Hij vraagt om vergeving voor wat ze Hem aandoen. Hij zorgt dat Zijn moeder straks niet alleen is. Hoe bijzonder is dat?
3. De Romeinse hoofdsoldaat heeft door dat hier iets bijzonders gebeurd is. Dat Jezus niet een misdadiger was maar de Zoon van God. Hij geeft God de eer. Wij noemen deze dag Goede Vrijdag. Wat maakt deze dag zo ‘goed’?
 
Liederen om samen te luisteren of te zingen:
https://youtu.be/TPi9eobNgug (voor volwassenen)
 
 
Statie 5 Bij Pilatus
 
Matteüs 27: 11-20, 24 en 26 (BGT)
11 Jezus stond voor Pilatus, de bestuurder van de stad. Pilatus vroeg aan Hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het zelf.’ 12 De priesters en de leiders van het volk beschuldigden Jezus van allerlei slechte dingen. Maar Jezus zei niets terug. 13 Daarom zei Pilatus tegen Jezus: ‘Zij vertellen allerlei slechte dingen over u. Waarom zegt u niets terug?’ 14 Maar Jezus gaf nergens antwoord op. Pilatus was daar erg verbaasd over.
15 Op het Joodse Paasfeest liet Pilatus altijd één gevangene vrij. Het volk mocht iemand kiezen. 16 Op dat moment zat er iemand in de gevangenis die Jezus Barabbas heette. Het was een bekende gevangene. 17 Pilatus vroeg aan de mensen die bij hem gekomen waren: ‘Wie moet ik vrijlaten? Jezus Barabbas of Jezus die de messias genoemd wordt?’ 18 Pilatus wist precies waarom de priesters en de leiders Jezus bij hem gebracht hadden. Dat was omdat ze jaloers waren op Jezus.
19 Pilatus zat klaar om een beslissing te nemen. Op dat moment kwam er een bericht van zijn vrouw: ‘Pas op! Bemoei je niet met die man, want hij is onschuldig! Ik heb vannacht een vreselijke droom gehad, die met hem te maken had.’ 20 Maar de priesters en de leiders zeiden tegen de mensen: ‘Jullie moeten zeggen dat Barabbas vrijgelaten moet worden en dat Jezus gedood moet worden.’ Dat deden de mensen.
24 Pilatus merkte dat de dingen die hij zei, niet hielpen. Het volk leek juist in opstand te komen. Daarom pakte hij wat water en waste zijn handen. Iedereen zag wat hij deed. Toen zei hij: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Jullie zijn verantwoordelijk.’ 26 Toen liet Pilatus Barabbas vrij. Maar hij gaf opdracht om Jezus met de zweep te slaan. Daarna gaf hij hem aan zijn soldaten, om hem aan het kruis te hangen.
 
Kijkvragen:
1. Zie je wie Pilatus is en wat hij doet?
2. Zie je ook Barabbas en de vrouw van Pilatus?
3. Welke mensen staan vooraan te roepen?
 
Praatvragen:
1. Waarom zei Jezus niets terug tegen Pilatus, denk je?
2. Pilatus luistert meer naar de roepende mensen dan naar zijn vrouw of zijn rechtvaardigheidsgevoel. Heb jij ook wel eens verkeerde dingen gedaan die je eigenlijk niet wilde maar toch deed omdat je bang was voor iemand anders?
3. Barabbas was schuldig maar werd vrij gelaten. Jezus was onschuldig maar kreeg toch die heel erge straf. Jezus was veel machtiger dan Pilatus of de soldaten en toch liet Hij het gebeuren. Wat vind je daarvan?
 
Luisteren:
Wat zou Jezus als antwoord geven op de twee vragen van het refrein, denk je?
https://youtu.be/vLtTjBHyAm4 (voor volwassenen)
Kan een afbeelding zijn van speelgoed
 
 
Statie 4: Bij de hogepriester
 
Naar Matteüs 26: 56-75 (BGT)
 
Jezus is gevangen genomen. De leerlingen zijn alle kanten op gevlucht. Alleen Petrus durft Jezus te volgen. Stiekem op een afstandje. De mannen die Jezus gevangen hadden genomen namen hem mee naar Kajafas de hogepriester. Petrus ging op de binnenplaats bij een vuurtje zitten om te zien wat er zou gebeuren.
 
De priesters en de leiders van het volk wilden Jezus laten doden. Maar ze hadden geen goede reden. Toen zei de hogepriester tegen Jezus: “Geef antwoord: bent u de messias, de zoon van God?” En Jezus zei: “U zegt het zelf, Ik ben de Mensenzoon. Jullie zullen mij naast God zien zitten en ik kom terug op de wolken.” Toen de hogepriester dat hoorde, zei hij: “Deze man is schuldig en moet gedood worden!” Dat mochten ze niet zelf doen, dus brachten ze hem naar Pilatus.
 
Ondertussen zat Petrus nog bij het vuur. Er was een meisje dat daar werkte. Ze zag Petrus en zei: “Jij hoort ook bij die Jezus.” Maar Petrus riep: “Welnee, ik heb geen idee waar je het over hebt!” Petrus liep snel weg maar hij werd door een ander meisje herkend. Ze zei tegen iedereen: “Hij hoort bij die Jezus uit Nazareth.” En weer zei Petrus: “Welnee, God weet dat ik die man niet eens ken!” Maar even later zeiden weer andere mensen: “Ja hoor, jij hoort bij die Jezus, ik hoor het aan je stem, je komt uit Galilea.” Toen begon Petrus zelfs te vloeken en hij zei: “Ik ken die Jezus niet!” Op dat moment kraaide er een haan. Petrus dacht meteen aan wat Jezus had gezegd: “Voor de haan kraait, heb je mijn drie keer verraden.” En hij begon huilen. Hij schaamde zich zo.
 
Kijkvragen:
1. Zie je Jezus? Kijkt Hij bang?
2. Wie staan er om het vuur heen?
3. Welk dier staat er op de foto? (denk aan de puzzel!)
 
Praatvragen:
1. Hoe komt het dat Jezus niet meer bang lijkt?
2. Waarom zegt Petrus dat hij Jezus niet kent?
3. Heb jij wel eens gelogen? Hoe voel jij je dan?
 
Om te luisteren of samen te zingen:
https://youtu.be/DMgUOb49weE (voor volwassenen)
 
Kan een afbeelding zijn van speelgoed
 
 
Statie 3: In de tuin van Getsemané
 
Marcus 14: 32, 35-36, 40, 44-46 en Johannes 18: 1-3 (BGT)
 
Ze kwamen bij een plek die Getsemané heette. Jezus en de leerlingen gingen die tuin in. Jezus zei tegen de leerlingen: ‘Ik ga bidden. Blijf hier wachten tot ik terugkom.’ Jezus liep een klein stukje verder. Hij knielde op de grond en begon te bidden: ‘Vader, alstublieft! Geef dat ik niet hoef te lijden. Abba, Vader, voor u is alles mogelijk. Houd toch dit zware lijden bij mij weg! Maar doe alleen wat u wilt, niet wat ik wil.’ Toen hij terugkwam, lagen de leerlingen alweer te slapen. Ze konden hun ogen gewoon niet openhouden. Ze wisten niet wat ze tegen Jezus moesten zeggen.
Judas, de leerling die Jezus zou gaan uitleveren, kende die plaats ook. Want Jezus was daar al vaak met zijn leerlingen geweest. Judas kwam met een groep soldaten de tuin in. Er waren ook dienaren van de priesters en de farizeeën bij. Ze hadden wapens bij zich, en ze droegen fakkels en lampen. Judas had van tevoren met die mannen een teken afgesproken. Hij had gezegd: ‘Ik zal één man groeten met een kus. Dat is de man die jullie moeten hebben. Die moeten jullie gevangennemen. Neem hem mee en bewaak hem goed.’ Judas liep recht op Jezus af. Hij zei: ‘Meester!’ En hij groette hem met een kus. Toen grepen de mannen Jezus vast en ze namen hem gevangen.
 
Kijkvragen:
1. Zie je Jezus? Wat doet Hij daar?
2. Zie je de leerlingen ook? Wat doen zij?
3. Wie komen daar aan gelopen? Wie loopt er voorop?
 
Praatvragen:
1. Waarom wilde Jezus toch doen wat God de Vader wilde?
2. Schaam jij je ook wel eens als het niet lukte om iets voor een ander te doen wat je beloofd had? Wat kun je dan maar het beste doen?
3. Waarom zou Judas Jezus hebben verraden?
 
Liederen om te luisteren of samen te zingen:
https://youtu.be/Mn-MLsaxt1Y (voor volwassenen)
 
Denk je nog aan de dierenpuzzel?
 
Kan een afbeelding zijn van speelgoed
 
 
Statie 2: Het avondmaal
 
Lucas 22: 14-23 Johannes 13: 12-15 en 30 (BGT)
 
’s Avonds ging Jezus samen met de leerlingen aan tafel. Hij zei: “Hier heb ik naar verlangd! Ik wilde samen met jullie de paasmaaltijd vieren, voordat mijn lijden begint. Luister naar mijn woorden: Ik vier dit feest pas weer als Gods nieuwe wereld gekomen is.”
 
Jezus deed een kleed om en pakte een schaal met water. Hij begon de voeten van de leerlingen te wassen. Toen Hij klaar was zei Hij: “Ik ben jullie Heer en jullie meester, en toch heb ik jullie voeten gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen. Ik heb jullie het goede voorbeeld gegeven. Wat ik voor jullie gedaan heb, dat moeten jullie ook voor elkaar doen.”
 
Toen nam Jezus een brood. Hij dankte God. Hij brak het brood in stukken, deelde het uit en zei: “Kijk, dit brood is mijn lichaam.” En Hij gaf hen een beker met wijn waar ze uit dronken. Jezus zei: “Ik zal sterven voor jullie. Maar daardoor zullen jullie gered worden. Dat heeft God beloofd. Daarom vraag ik jullie om dit te blijven doen: Samen brood te eten en wijn te drinken. Denk dan aan Mij en aan wat Ik voor jullie heb gedaan.”
Jezus zei ook: “De man die Mij aan de soldaten zal uitleveren, zit hier met Mij aan tafel.” Daar schrokken de leerlingen van. Ze begonnen met elkaar te praten: “Wie zou dat zijn?” Jezus wist alles en zei tegen Judas: “Ga maar doen wat je moet doen.” En toen ging Judas weg. Na de maaltijd zongen ze samen en gingen naar de tuin waar Jezus wilde bidden.
 
Kijkvragen:
1. Zie je het water en de kan met de witte doek waarmee Jezus de voeten van de leerlingen heeft gewassen?
2. Wie loopt daar weg? Wat gaat hij doen, denk je?
3. Welk dier zie je?
 
Praatvragen:
1. Heb jij wel eens iemands voeten gewassen? Hoe zou je dat vinden?
2. Jezus zegt dat we zijn voorbeeld moeten volgen. Wat zou Hij daarmee bedoelen?
3. Het is best moeilijk wat de Here Jezus hier allemaal zegt over het avondmaal en de andere dingen. Praat er samen over door. Komen jullie niet uit een vraag, laat papa of mama die aan de dominees stellen.
 
Liederen om te luisteren of samen te zingen:
https://youtu.be/DSxIU5OIbhk (voor volwassenen)
 
Kan een afbeelding zijn van eten en speelgoed
 
Statie 1: Palmzondag
 
Jezus rijdt Jeruzalem binnen (Marcus 11: 7-10 en Lucas 19: 39-40 en 45-46 Bijbel in Gewone Taal)
 
7 De leerlingen brachten de ezel bij Jezus. Ze legden hun jassen op de rug van de ezel, en Jezus ging erop zitten.
8 Veel mensen legden hun jas op de weg. Anderen plukten takken met bladeren en legden die op de weg. 9 Ze liepen voor Jezus uit en achter hem aan. Ze riepen: ‘Alle eer aan God! Leve de man die door God gestuurd is. 10 Leve het nieuwe koninkrijk van onze voorvader David. Alle eer aan God in de hemel!’
39 Tussen de mensen stonden ook een paar farizeeën. Zij zeiden tegen Jezus: ‘Meester, zeg tegen uw leerlingen dat ze stil moeten zijn!’ 40 Maar Jezus antwoordde: ‘Luister naar mijn woorden: Als mijn leerlingen stil zouden zijn, dan zouden de stenen gaan juichen en roepen!’
45 Daarna ging Jezus de tempel binnen en begon de handelaars weg te jagen. 46 Hij zei tegen hen: ‘In de heilige boeken staat: «Gods huis is een plaats om te bidden.» Maar jullie hebben het veranderd in een huis van dieven!’
 
Kijkvragen:
1. Heb je al gezien op de foto wie Jezus is? Waar zie je dat aan?
2. Waar rijdt Jezus naar toe? Waar zie je dat aan?
3. Zie je dat de mensen blij zijn? Welke mensen zijn er niet blij?
 
Praatvragen:
1. Waarom is Jezus zelf eigenlijk niet blij?
2. Waarom jaagt hij de handelaars weg uit de tempel?
3. Waar kun jij mee laten zien dat je blij bent dat Jezus koning is?
 
Liedjes over de intocht om te luisteren of samen mee te zingen:
 
Statie 7b: De opstanding